Sjef Hendrikx, slager te Zundert

Ik ben er laatst nog een keer geweest. Er lagen vijf dode jongetjes op straat. Twee meisjes waren aan een regenpijp vastgebonden en werden gemarteld. Commando’s met camouflagestrepen op hun gezicht trokken door de voortuintjes. Ze richtten hun mitrailleurs op elkaar terwijl ze ‘rèttèttèttèt’ schreeuwden. Vroeger werd er niet gemarteld, maar toen deden er ook geen meisjes mee. Cowboys riepen ‘paupau’, ridders vielen onder de zwaardslagen van Ivanhoe en corrupte militairen kregen de Z van Zorro op hun buik geschreven. Ook toen wachtten de automobilisten ongeduldig tot de slachtoffers waren opgeruimd. Ook toen harkten de buurvrouwen hoofdschuddend hun tuintjes aan nadat de duels waren beslist. Er verandert nooit zoveel in de straat waarin je bent opgegroeid. Lees verder

Een lege stoel om op te zitten

Als ergens een scheur in zit lekt er iets weg. In het gezin Gommers was het de gastvrijheid. In heel Brabant is ‘Koffie?’ de standaardbegroeting, in de winter standaard gevolgd door ‘Borreltje erbij?’ Zo waren de melkboer en de bakker van het dorp aan de drank geraakt, maar daar hadden die van Gommers dus geen aandeel in. Als ze mensen wilden zien gingen ze wel op bezoek bij familie. Niemand deed nog moeite aan te bellen en daar waren ze aan gewend geraakt. Of beter, ze waren bezoek verleerd. In deze strenge winter waren overal in de buitengebieden en polder mensen onbereikbaar door de sneeuwstormen. Midden in het dorp was de familie Gommers al jaren ingesneeuwd. Lees verder

Mijn eerste verhuizing

heerdgang21Ik ben in mijn hele leven maar één keer verhuisd en ik kan me er zelf niets meer van herinneren. Gelukkig zijn er foto’s. Mijn ouders konden niet trouwen omdat de suiker nog op de bon was. Daarom moesten ze zeven lange jaren wachten, tot 1955. Toen nam mijn vader een deel van zijn vaders bedrijf over en was hij net in staat een huis te húren. In Zundert, buiten het dorp, vlak bij de Belgische grens. Het was groot en oud en lag aan een beek. De verhalen die mijn moeder erover vertelde klinken het beste in de winter bij de open haard. Mijn oudste zus was een zorgenkindje, zoals dat toen eufemistisch heette. Het tweede kind dat amper een jaar later werd geboren was een huilbaby, omdat toen nog niemand van een koemelkallergie had gehoord. Mijn vader moest in die tijd op zijn knieën naar de Boerenleenbank om geld los te krijgen voor een nieuwe vrachtwagen. Hij kreeg niets. Waarschijnlijk omdat opa een punt had gezet achter de feodale traditie de notabelen van het dorp het beste vlees te geven als er was geslacht. Of omdat de directeur zin had ‘nee’ te zeggen. Hij leende het toen van opa. Het huis was vochtig en niet warm te stoken. In de schuur logeerden bisamratten en de pastoor kwam zeuren dat het tijd werd voor een derde. Lees verder