Sjef Hendrikx, slager te Zundert

Ik ben er laatst nog een keer geweest. Er lagen vijf dode jongetjes op straat. Twee meisjes waren aan een regenpijp vastgebonden en werden gemarteld. Commando’s met camouflagestrepen op hun gezicht trokken door de voortuintjes. Ze richtten hun mitrailleurs op elkaar terwijl ze ‘rèttèttèttèt’ schreeuwden. Vroeger werd er niet gemarteld, maar toen deden er ook geen meisjes mee. Cowboys riepen ‘paupau’, ridders vielen onder de zwaardslagen van Ivanhoe en corrupte militairen kregen de Z van Zorro op hun buik geschreven. Ook toen wachtten de automobilisten ongeduldig tot de slachtoffers waren opgeruimd. Ook toen harkten de buurvrouwen hoofdschuddend hun tuintjes aan nadat de duels waren beslist. Er verandert nooit zoveel in de straat waarin je bent opgegroeid.

Zundert is nooit een mooi dorp geweest en dat is in de loop der jaren nauwelijks veranderd. De interessantste huizen zijn na jarenlange verwaarlozing gesloopt en vervangen door fantasieloze nieuwbouw. Op de meest prominente plaats van het dorp staat het lelijkste gebouw: de Rabobank. Een van oorsprong bakstenen kubus, die al zo vaak verbouwd is en uitgebreid met beton en kunststof beplating, dat alleen de kerk en het gemeentehuis zich ermee kunnen meten. Maar de kerk begint al te vervallen en naar de pastoor wordt niet meer geluisterd. Verslagen van de gemeenteraadsvergaderingen verschijnen als komische stukjes in de krant, omdat de raadsleden politieke kwesties als werkgelegenheid en milieu verwarren met standsverschillen en familieaangelegenheden. Om de Rabobank wordt echter niet gelachen en naar de Rabobank wordt geluisterd. Zeker in de onvermijdelijke nieuwbouwwijk, waar het dubbelglas kraakt onder de hypotheekdruk. De straatnamen eindigen er niet op -straat, maar op -berk, -ring of -hof, huisnummers zijn er onvindbaar. Gelijkvormige blokken woningwetwoningen staan speels door elkaar, asfalt wordt afgewisseld door verkeersdrem­pels. Nederland verandert in één woonerf omgeven door geluidswallen, waarom zou Zundert daar aan ontkomen?
In het begin van de negentiende eeuw heeft Napoleon een weg laten aanleggen van Den Haag naar Parijs. Deze weg liep dwars door Zundert en tot 1971 was er geen kortere route die de Randstad met Antwerpen, Brussel en Parijs verbond. Zundert was al die tijd niet meer dan een lange straat met wat zijwegen. Een oriënteringspunt tijdens een lange rit. Het buurdorp Rijsbergen haalde regelmatig het nieuws. De huizen in de bochtige hoofdstraat werden om de haverklap door vrachtwagens geramd. Wie van Breda naar België reed zag op de blauwe ANWB-borden staan: ANTWERPEN, via RIJSBERGEN/WERNHOUT-GRENS. Het tussen die dorpen gelegen Zundert ontbrak. Een dorp om doorheen te rijden. Wie er niets te zoeken had stopte er niet.

Nederland is niet groot en over de precieze loop van de grens bestaat nog onduidelijkheid. Ik woon inmiddels al jaren boven de rivieren en voel me Nederlander. Maar er is voor me beslist dat ik een Brabander ben. Wie veel tv kijkt, weet dat de landsgrenzen van Nederland gelijk lopen met de grenzen van de Randstad. Niet alleen het buitenland begint daar: de beschaving houdt er op. Heb je een nasale Oost-Nederlandse n, of een Zuid-Nederlandse zachte g, dan valt er boven de rivieren niet ongestoord te leven. Dan ben je een boertje, of een reservebelg, verdwaald in Holland. Ik heb het weleens meegemaakt dat iemand uit Wassenaar na het horen van mijn g zei: ‘Wat pwraat jij raawr’. Zo bijzonder is een Brabants accent niet. Maar op feestjes waar ik verzeild raak, is het voor snelle jongens met een kinderen-voor-kinderen-erw een welkom aanknopingspunt om me af te zeiken. De Jan-Wolters en Willem-Jannen proberen elkaar af te troeven met snaakse opmerkingen over mijn afkomst. De Hinnejannen praten me met overdreven accent na, als Gerard Cox die een Belg imiteert, en de Peter-Maartens weerleggen mijn verweer met ongeldige, maar stellige argumenten.
Gelukkig heb ik in de loop der jaren iets gevonden om iedereen te doen verstommen. Het dorp Zundert zelf maakt weinig indruk. De belangrijke economische rol die het op verschillende gebieden speelt is te prozaïsch. Bij boomkwekerijen denkt niemand verder dan Boskoop. En wie interesseert zich nog voor het bloemencorso van Zundert, ook al is het oudste en het grootste, wanneer alleen de commerciële corso’s uit de Bollenstreek elk jaar op tv komen?
Niet het dorp, maar een inwoner van Zundert maakt indruk. Iedereen in Zundert is trots dat Vincent van Gogh van in hun dorp is geboren. Jarenlang heb ik gedacht dat heel Nederland wist dat de maker van de duurste zonnebloemen allertijden afkomstig was uit mijn geboortedorp. Maar het Van Gogh Museum staat in Amsterdam, Japanners maken tournees met zijn schilderen, Amerikanen vragen waar zijn oor op sterk water staat, zijn geboortehuis is allang gesloopt en in Zundert heeft hij nauwelijks iets geproduceerd. Alleen kunstminnaars weten misschien waar zijn wieg heeft gestaan. Vincent van Gogh is de op een na bekendste inwoner van Zundert.

Er zat eens een fotojournalist in een talkshow, die vertelde over een benauwende ervaring in Iran tijdens de Islamitische revolutie, in 1979. Halverwege een autorit werd hij aangehouden, omdat hij met zijn westerse uiterlijk voor een Amerikaan werd aangezien. Grimmige strijders, zwaarbewapend, bekeken zijn papieren. Hij dacht dat zijn laatste uur geslagen had, totdat ze zijn Nederlandse paspoort zagen. Lachend riepen ze: ‘Holland! Kroef, Kroef!’
En zoals Nederland in Johan Cruijf, of tegenwoordig Ruud Gullit, zijn bekendste vertegenwoor­diger heeft voor de rest van de wereld, zo heeft Zundert er een voor de rest van Nederland. Maar het is niet Vincent van Gogh.
In elke benarde situatie, waarin botte Hollanders me als een reservebelg uit een niet-bestaand dorp proberen plat te walsen, is er een uitweg. Want er is iets waarin dit, op het oog zo saaie, dorp zich onderscheidt.
Ik breek alle ijs, ik tover een glimlach op elk gezicht, ik maak een eind aan alle vijandigheden ten opzichte van mijn afkomst, ik ben het middelpunt van elk feestje, wanneer ik vertel over het reclamespotje voor Croma, dat halverwege de jaren zeventig Nederland veroverde. Sympathie is weer mijn deel, wanneer ik in sappig dialekt citeer:‘Ik verkwoop mun klaante gère un goej stuk vljees en dan doej ik daor gère un pakske Croma bij. Croma schroejt ut vljees metjien dicht. Ja meense, goej vljees is Croma wèèrd’.
Ja, iedereen vindt me aardig wanneer ik vertel dat ik een plaatsgenoot ben van: Sjef Hendrikx, slager te Zundert.

NB
Ter gelegenheid van Autour de Vincent maakte ik elk jaar een ‘herinneringsuitgave’. In 1987 was het een boekje met twee verhalen, ‘Sjef Hendrikx, slager te Zundert’ en ‘De weg’, een Van der Heijden-pastische. Het omslag bestond uit een (echte!) zwart-wit panoramafoto van Zundert, en een kleurenfoto voor de speciale editie. Het motto kwam van Cees Nooteboom, die in een van zijn reisboeken Zundert noemde waar hij doorheen kwam op weg naar Frankrijk. ‘De mensen hebben daar veel geleden’, schreef hij over het drukke verkeer door het dorp.

Onlangs is de slagerij verkocht.

De tekst is aangepast aan de spellingsregels van na 1987 en waar ‘negentiende eeuw’ staat, stond eerst ‘vorige eeuw’.