Sinds 1988 kom ik gemiddeld om de drie jaar naar Sines. Er is in die tijd veel veranderd, ongeacht wat Frederico zegt. Het dorp is groter geworden, is officieel een stad zelfs. Natuurlijk is er veel veranderd. Portugal is veranderd. De hele wereld is veranderd.
De krukken zijn ingewisseld voor scootmobiels.
Naast de wc-pot staat geen mand meer voor het gebruikte wc-papier. Je ziet geen ezelskarren meer voorbijkomen. Op het postkantoor staat geen potje lijm meer om de postzegels vast te plakken. Je krijgt je boodschappen niet meer mee verpakt in tien plastic tasjes. In elke straat zit nu minstens één makelaar. De goedkope wijn zit niet meer in jerrycans, maar in bag-in-boxen. De koffie kost omgerekend geen 12 eurocent meer.
De meeste regionale spoorlijnen zijn opgedoekt en vervangen door bussen. Er rijden geen brommertjes meer met daarop een mannetje met een pothelm. De gemeenschappelijke washuizen zijn opgedoekt.
Er rijden wel elektrische scooters. Je krijgt nu een boete voor stoppen aan het einde van de invoegstrook tot je ruimte hebt om de snelweg op te rijden. Er zijn echte vierbaanswegen van noord naar zuid en van west naar oost. De UMM’s zijn vervangen door Nissans en Mitsubishi’s.
De winkels in huishoudelijke artikelen zijn chino’s geworden, met een krankzinnig uitgebreid assortiment. Senioren zitten niet meer opgesloten in een inrichting met tralies voor de ramen, maar wonen in seniorenappartementjes.
De AirBnB-pest heeft de particuliere kamerverhuur grotendeels vervangen. Er zijn vegetarische en veganistische restaurants. Op de pleinen staan geen schoenpoetsers meer. De pastel de nata is Portugees erfgoed geworden.
Ze verkopen Heineken. De aluminium deuren en ramen zijn vervangen door kunststoffen versies. Vinho Verde van het vat is nu in heel Portugal populair, niet allen in de Minho.
Maar de servetjes in cafés en restaurants zijn nog steeds van glad papier dat geen vet of suiker opneemt.
Over straat kuieren nog steeds zwerfhonden, blaffend met een agressie die omgekeerd evenredig is aan het formaat. Naast de voordeur hangt nog steeds het wasgoed.
In elke straat zit minstens één café, één restaurant en één pastelaria. Overal hangen briefjes ‘kamer te huur’.
Het aanbod van zoet gebak is nog steeds enorm. Rijbewijzen worden nog steeds bij een pakje boter verstrekt. Elke dorp heeft nog steeds minimaal één gekske. De vissers laten hun troep nog op het strand achter.
Wijn is nog steeds goedkoper dan frisdrank. Een flesje bier in de supermarkt is nog steeds maar een paar dubbeltjes goedkoper dan in het café. Overal in de natuur vind je nog bergen puin en grofvuil.
Je krijgt nog steeds enorme porties vlees of kip. Friet is nog steeds de groente die je bij de rijst krijgt geserveerd. De stoepen zijn nog steeds geplaveid met kleine keitjes die binnen een paar jaar spekglad zijn.
Huizen blijven een Vende-se-bord hebben tot alleen de buitenmuren nog overeind staan.
Bij vis krijg je nog steeds standaard gekookte aardappelen.
Restaurants hangen nog steeds het dagmenu op een papieren tafelkleed voor het raam en nog steeds zijn de meeste gerechten daarvan ’s avonds al op.
Nog steeds is een aguardente of een ginha normaal bij de koffie. Of twee. Bij het eten zit meestal een halve liter wijn in het 37,5 cl-karafje.
Nog steeds is op de meeste plaatsen het verse brood om 10 uur op, maar gelukkig kun je om 13 en 18 uur weer vers krijgen. Nog steeds spreken (in ieder geval in Sines) vissers je op straat aan of je de drie vissen wil kopen die ze in een plastic tasje bij zich hebben.
Vier keer per week staan er rijen bij de lottokantoren.
En nog steeds zijn ‘de hier uitgestalde producten bestemd om in dit etablissement te nuttigen’ en ‘heeft dit etablissement een klachtenboek’.
Gelukkig maar.