Selectieve smetvrees

Een plasje doen in Portugal kan riskant zijn. Ik loop naar de wc van mijn pension in Sines en halverwege komt de prikkelende, tranentrekkende geur van bleekwater, vermengd met ammoniak, me al tegemoet. Het idee van een schone wc is een plens bleekwater. Als je daar in pist zie je groene damp naar boven komen. De vloer is nagedweild, niet met water, maar met bleekwater. Als ik mijn broek helemaal zou laten zakken zouden er morgen uitgebeten vlekken in staan. Koop je in Nederland een fles bleekwater, dan staat er altijd nadrukkelijk dat je het niet mag mengen met andere schoonmaakmiddelen. Ik kan me niet voorstellen dat dat hier anders is – maar dit is het land waar 50 procent van de bewoners analfabeet is. Bleekwater. Lixivia, ze gooien je er in de Portugese supers dood mee. Tien merken bleekwater. Geparfumeerd, ongeparfumeerd. Flessen van een liter, flessen van vijf liter. Overal bleekwater.

Ik loop na het ontbijt het dorp in. De winkels zijn net open en het personeel spuit glassex op de ramen en schuurt de muur en de stoep met bleekwater. In een pastelaria sta ik aan de toog tussen gehaaste huisvrouwen als iemand zijn kopje omgooit. Een schoonmaakster veegt de scherven van het dikke porselein op en spoelt daarna de koffie weg met bleekwater.

Alles wordt schoongemaakt met bleekwater en ik verdenk Portugezen bijna ervan dat ze eisen dat het kraanwater gechloreerd is. De stoep, de plee, de vloer. Zelfs in de was gaat lixivia, met op de fles het ronkende opschrift dat het wordt geadviseerd door Philips, Indesit, Bauknecht en Miele en de aanbeveling van Benetton dat het niet slecht is voor de kleuren. Als ik in mijn pension het verschoonde bed opensla, ruik ik geen lentefrisse bloemengeur. Geen ouderwetse zeep. Ik ruik bleekwater. Als ik mijn sokken en ondergoed in de wastafel heb geweekt met Wipp Express en ze uitgespoeld heb ruik ik geen wasmiddel, maar chloor.

In de supermarkt gaan zes flessen bleekwater tegelijk in het karretje. En als ze leeg zijn worden ze op straat gesmeten. Langs de vloedlijn jut je door zee-egeltjes, krabbetjes, touwtjes, doosjes, lappen plastic, stukken visnet en bleekwaterflessen. Het opschrift is verbleekt, maar duidelijk lees je: Lixivia. 5 litros.

Langs de wegen zijn picknickplaatsen. Werkmannen knagen daar doordeweeks hun lunch weg, in het weekend zitten er complete gezinnen. Klapstoeltjes. Kampvuurtje. Kleed. Eten. Na afloop gaat alles in een plastic zak die aan een boom gehangen wordt. Als er nog een lege boomtak is. Soms is er een baby verschoond. De wegwerpluier wordt letterlijk weggeworpen, zover mogelijk het bos in. (En ook weer lege bleekwaterflessen. Waarom hier?) Een sigarettenpakje verfrommeld weggegooid, een asbakje voor het stoplicht op de dorpel uitgeklopt, blikjes weggeschopt.Als ik op mijn vaste plekje op het strand ga zitten moet ik eerst schoonmaak houden. Blikjes, tissues die tot verlepte spermaroosjes zijn verfrommeld. En sigarettenpeuken die als gore krokussen hun kop uit het zand steken, tientallen, van de mensen die zwijgend over de zee hebben staan uitkijken en daarna hun peuk op het strand gooiden. Lege bierflessen. En verdwaalde flessen bleekwater.

Over heel Sines, omringd door petrochemische industrie en een kolencentrale, hangt een stinkende gele walm. Op het strand spoelen korsten teer aan, lagunes zijn dichtgekleefd met paraffine. Tachtig procent van alle chemische afval van Portugal verdwijnt in de omgeving van Sines in open putten, liet ik me vertellen. De mensen klagen en stappen daarna in hun auto die vijf minuten met draaiende motor voor de winkel heeft gestaan. Maar de flessen bleekwater gaan er ondertussen nog steeds doorheen, als Lourdeswater.

Als ik Portugal ruik, dan ruik ik de sardientjes die om twaalf uur op de gril gaan, ik ruik de pijnbossen in de bergen. En bleekwater.

In Portugal, 15 september t/m 10 oktober 2003