In 2000 schreef ik een stuk voor Metro over Carnaval. Moe van de vooroordelen probeerde ik het nog één keer uit te leggen aan de rest van Nederland. Tja. Vergeefs natuurlijk. Het is nu achttien jaar verder en alles wat ik schreef geldt nog steeds. We gaan nog steeds op kroegentocht in Breda. Niet meer met tweehonderd, maar een man of vijftig. Niet meer alle vier de dagen en ik heb vorig jaar overgeslagen. Maar voor de rest is alles nog steeds hetzelfde.
Elk jaar is het weer raak. Carnaval. Elk jaar denk ik weer: ‘Nu sla ik over.’ Maar ik ben verloren zo gauw ik een dweilband hoor of schmink ruik.
Ik trek mijn carnavalskleren aan (nooit een boerenkiel aandoen!) en stort me in het feestgedruis (nooit in polonaise gaan!). Ik vertel de grootste nonsensverhalen tegen mensen die ik maar eens per jaar zie, haal bier voor het hele café (nooit dronken worden!) en vind mezelf om vier uur ’s nachts terug in de keuken bij wildvreemden die eieren voor me hebben gebakken (nooit op zoek naar seks gaan!).
Ik ontbijt met bier, eet elke dag een frietje-alles en koeioneer elke politieagent die ik tegenkom. Ik maak kleuters aan het lachen, dans met oma’s, eet een doos Bi-Fi’s, neem Hollanders in de maling die, op zoek naar seks, in boerenkiel een dronken polonaise door het café doen, hang ondersteboven in de lantaarnpaal, pis tegen de bar en zing ‘Uit de weg want ik mot weer overgeve. Kik daor komme allemal harde stukskes meej.’
En op de laatste dag hou ik van iedereen, zit ik vol zorgeloze vrijheid en levenslust, los ik in mijn eentje alle wereldproblemen op, zoals racisme, decadent kapitalisme, rekeningrijden en corruptie. En als het afgelopen is hang ik in melancholische tranen om de nek van degenen die ik de dag ervoor niet kon luchten of zien. Daarna ben ik een week ziek.
Carnaval vier je op de plek waar je bent opgegroeid. Omdat ik uit het enige Brabantse dorp kom waar ze niet fatsoenlijk aan carnaval doen (Zundert), zit ik in Etten-Leur, waar ik naar school ging. En ik ben niet de enige. Nagenoeg mijn hele eindexamenklas uit 1979 zal dit jaar weer in café het Witte Paard zijn. Meestal word ik wazig aangekeken als ik mijn jaarlijkse vier dagen in Etten-Leur beschrijf. Waarom zou je je vier dagen als een idioot gedragen tussen mensen die je verder nooit ziet? Een volwassen vent, die Proust leest en naar de VPRO kijkt, verkleed als schildpad of als Always Ultra?
In de film Same time, next year uit 1978 spelen Alan Alda en Ellen Burstyn een overspelig paar dat al zesentwintig jaar lang een weekend met elkaar doorbrengt. Ze hebben ieder hun eigen leven – maar eens per jaar zijn ze samen.
Deze romantiek van het eens per jaar is minstens even onweerstaanbaar als de kracht van de herhaling: het verlangen van de volwassene en de zucht naar regelmaat van het kind verenigd. Eens per jaar op pad met een groep mensen die alleen díe dagen in díe samenstelling te vinden is: ik denk dat ik daarmee de magie van de jaarlijkse carnaval heb omschreven.
We zijn met een man of vijftig en verzamelen al bijna twintig jaar in het Witte Paard. De verenigingen Van Eigus, de Frotters, C80 en de dames Kontenknijpers zijn mijn oud-klasgenoten en hun broers, zussen, familie en relaties. En daaromheen de verse aanwas van jonge mensen. Eén grote familie. De scholieren en studenten van toen zijn nu tandarts, softwaremagnaat, laborant, historicus, apotheker, fabriekseigenaar, journalist, psycholoog, televisieproducent, fysiotherapeut, docent, actuaris, gymleraar, eigenaar van een restaurant met een Michelinster en voormalig Zakenvrouw van het Jaar. De jongste is zeventien, de oudste ver in de zestig. Sommige zijn vader, van sommigen weet ik na al die jaren niet eens hun achternaam, noch wat ze doen.
Het gaat natuurlijk niet alleen om de nostalgie van de ontmoeting, want dan konden we ook eens per jaar met zijn allen naar de Efteling gaan. In de zomer, wanneer het bier waarmee je over straat loopt níet bevriest. In gemakkelijke kleren waarin je niet zweet en die niet kapot kunnen.
De lol van de carnaval is dan ook de heidense oorsprong. Het bedenken van een schitterende of choquerende vermomming. Het onaangepaste en uitdagende gedrag. Het aanspreken van wildvreemden. Het zingen van onbegrijpelijke of smerige liedjes. Het bedenken van rare rituelen waaraan iedereen moet meedoen. Het afwijzen van buitenstaanders. Het in de maling nemen van het gevestigde gezag. Het jezelf verliezen in pure levensvreugde zonder consequenties. Het voortdurende balanceren op de grens van het betamelijke.
Iedereen vindt het leuk een paar dagen eens niet de keurige huismoeder te zijn, de verantwoordelijke onderwijzer of de gerespecteerde manager. Om anarchistisch, irritant, onuitstaanbaar, destructief, seksistisch en pesterig, kortom, precies-zoals-het-niet-hoort gedrag te vertonen. Het perfecte carnavalsgevoel.
Op carnaval zijn allerlei groepsdynamische theorieën los te laten. Vertel me niets over groepsdwang, cognitieve dissonantie, balansmechanismen, attitudeveranderingen en massahysterie, leiders en volgers, grenzen verkennen of wat er met je gebeurt als je schmink op hebt en iedereen hetzelfde liedje zingt. Letterlijk en figuurlijk.
Ik herken mezelf in de rellende voetbalsupporter, ik snap waarom maar één student naakt in de fontein hoeft te gaan staan om de rest ook zover te krijgen. Want hoewel je ouders het altijd anders wilden: als je vriendje in de sloot springt, dan spring je hem inderdaad gewoon achterna. En wat is dat toch lekker iedere keer, dat achternaspringen.
Een vertrouwde groep mensen, jezelf mee laten slepen, dat opent de weg voor uitwassen, zou je denken.
Elk jaar gaan we op carnavalsmaandag met bijna honderd man op kroegentocht in Breda. Dit jaar ga ik voor de eenentwintigste keer mee. De eerste jaren liep het nog wel eens uit op uitlaatklepperige chaos. We stonden met vierhonderd man op het station in Etten-Leur en stapten massaal zonder kaartje in de speciaal ingezette trein. Aan het einde sjouwden we ons een breuk aan ijsemmers, spoelborstels, drankflessen, sporttrofeeën en losgeschroefde trapleuningen.
Dat is nu anders. Iedereen die meegaat doet geld in de pot en bij elk café wordt het bier per tweehonderd met kwantumkorting besteld. Terwijl de optocht van Breda voorbijtrekt vullen we de uitgestorven kroegen in één klap. Er sneuvelt geen glas, in ruil daarvoor mogen we op de bar dansen. We draaien onze eigen muziek en plakken als dank geen stickers. Het is bier is goedkoop en we tappen daarom zelf.
Het klinkt over-georganiseerd, geregeld en afgesproken en dat is het misschien ook. Wat is dan in godsnaam nog de lol ervan, waar blijf ik met die verhalen over spontane feestvreugde, hou ik daarmee iedereen voor de gek, mezelf incluis? Nee. Je moet eerst de regels moet beheersen voor je er op kunt variëren. Ontbrekende grenzen vallen niet te overschrijden. Tezamen met de liederlijke levensvreugde die ons ondersteboven in lantaarnpalen doet hangen en schmink op het gezicht van een vreemde doet smeren, is er de sociale controle die voorkomt dat er dingen gejat worden. Die voorkomt dat er ruiten sneuvelen. Die voorkomt dat er klappen vallen. Die overspel voorkomt. Jezus, wie doet er dat nog met Carnaval? Met een vreemde zoenen getuigt van slechte smaak.
Toch verwijs ik met opzet naar Same time, next year, een film over jaarlijks overspel. Omdát we vier dagen massaal overspel plegen, maar niet op de voor de hand liggende manier.
De carnavalsvierders delen iets met elkaar die vier dagen dat ze met bijna niemand anders delen. Het is overspel op hun dagelijks bestaan. Overspel op hun carrières. Overspel op goede manieren. Overspel op het sociale leven. Overspel op vrienden. Iets dat je niet kunt uitleggen en iets dat er ook maar één keer per jaar moet zijn. Carnaval.
Korte geschiedenis
De oorsprong van het woord is onduidelijk. Carnelevare, ‘wegnemen van het vlees’, wijst op de veertigdaagse Katholieke vastenperiode. Carrus navalis, ‘schip op wielen’, op de omkering van de werkelijkheid. Dit lijkt nog het waarschijnlijkst, omdat het andere woord ervoor, Vastenavond, niets met vasten te maken heeft, maar met het Indo-Germaanse ‘Fas’. Dat komt in Europese talen in woorden terug die naar vruchtbaarheid verwijzen. Carnaval komt dus voort uit heidense vruchtbaarheidsfeesten, drankgelagen, orgieën, doden- en afgodenverering. De carnavalsverenigingen uit de middeleeuwse waren mannenverbonden met geheime inwijdingsriten. Carnaval zoals we het nu kennen is in de negentiende eeuw uit Duitsland overgewaaid. Pas na 1945 viert men boven de rivieren carnaval. Het discutabele hoogtepunt lag in de jaren zeventig met de jaarlijkse platen van André van Duin en Barry Hughes. Inmiddels moet je voor carnaval weer onder de rivieren zijn. Optochten met afbeeldingen, dierenmaskers, openbare dronkenschap en lawaaierige groepen op straat zijn terug te voeren tot de Grieken. De behoefte aan verkleden en gereguleerd bandeloos gedrag is kortom universeel en wordt nu uitgeleefd tijdens voetbalkampioenschapsfeesten, bedrijfsuitjes, house-party’s en de Love Parade.
‘Eén Hollander is geen Hollander, twee Hollanders is een uitdaging, drie Hollanders is een probleem.’
Handige tips
Wie van boven de rivieren komt en carnaval wil komen vieren kan beter zorgen dat hij familie of vrienden in Brabant of Limburg heeft. Hollanders en carnaval gaan niet goed samen. Tijdens die dagen heerst er een intolerante ‘vol=vol’-sfeer tegenover Hollanders, een gevolg van de jaren tachtig. De politie van Breda nam toen in 1985 in één trein uit Rotterdam 160 slag- en steekwapens in beslag. In je eentje vinden ze je al snel grappig, een heel nest Hollanders laat men links liggen. Hollanders begrijpen de signalen van carnavalsvierder verkeerd. Bier van andermans dienblad pakken is geen diefstal, maar gastvrijheid. Aangestoten worden is geen uitlokking, maar uitbundigheid en een arm om je heen is geen uitnodiging tot seks, maar gezelligheid. Wie zich aanpast stuit niet op problemen, maar wie wel eens een Nederlander in het buitenland ziet, weet dat aanpassen aan andere culturen niet zijn sterkste kant is.
© Illustratie J.M. van Tol. Ja, speciaal voor ons gemaakt toen. Jean-Marc is ook een keer meegeweest op kroegentocht. De Fokke & Sukke-grafitti die hij her en der tekende is inmiddels nergens meer te vinden.